6 uur 30. Bij het krieken van de dag begon ik zoals alle voorgaande dagen: met het lezen van het weerbericht van onze eigen Friese weerman. Met de epic ride weather app vulde Goswinus Paulusma met gemak de grote schoenen van zijn beroemde voorganger en voorzag ons van belangrijke info. Het had helaas niet kunnen voorkomen dat we vrijdag op de allereerste koersdag met regen en onweer de Col de la Madeleine waren beklommen – en afgedaald.
Vandaag met de slotetappe zag het er beter uit. Een stralend zonnetje. Warm, dat wel. Ik wreef de slaap uit mijn ogen, zette op verzoek van Hetty de JBL met hitjes aan en toog even later naar de ontbijtzaal. Hetty en ik reden de 110 kilometer, de rest was al aan het ontbijten. Zij startten eerder, voor een etappe van 135 kilometer. We reden onder andere twee keer de Croix de Fer. Dennis Zoetemelk kwam als laatste aan bij het ontbijt, hij had als ex-coureur de wijze woorden van ome Joop in zijn oren geknoopt. De Tour win je in bed. Of vandaag hopelijk in ieder geval van Goswinus, waarmee hij in een hevige onderlinge strijd was verwikkeld. Ze stonden na twee dagen op één punt van elkaar in het klassement. Het zou kunnen dat hij later die dag een homp kaas in zijn achterzak zou vinden, aangezien bronnen hadden vernomen dat hij geen kaas lustte en dit wellicht een goede sabotage zet zou zijn. Of Goswinus echt bestond wisten we na anderhalve week nog steeds niet. Hij at en dronk vrijwel niets op de fiets, ook al was het 40 graden en smolten de mussen van het dak. En bij het Googelen van zijn voornaam verschenen 0 hits.
Stan Bouwman zocht ondertussen op zijn telefoon naar succeswensen van zijn vrouw, terwijl hij de yoghurt van een halve meter hoogte in zijn ontbijtschaaltje liet druipen. Die succeswensen had hij de eerste dag niet gekregen. Toch was hij deze mentale klap te boven gekomen. Of allicht had hij haar steun in zijn rug alsnog gevoeld, want hij vloog omhoog en had na twee zware koersdagen nog volop kans op een plek in de top-10 van het algemeen klassement.

We vertrokken.
Terwijl mijn benen dankbaar de ondergrond van de vlakke vallei naar de eerste klim voelden, begon mijn moed te groeien. Plots zag ik voor me de vrouw met tanktop en bobbelhoofd verschijnen, die me de dagen ervoor genadeloos hard had ingehaald bergop. Ik nestelde me in haar wiel. Als ik maar de hele dag hier plak, dan hoef ik alleen maar het laatste sprintje bergop te winnen, begon ik te fantaseren… Aan de voet van de klim stoven we Hetty, die voorin de groep reed, hard voorbij. “Dit is vast verstandig, toch?” riep ik overmoedig naar Hetty. “Eigen tempo!” riep ze terug. De tanktopmevrouw liet ik maar gaan. Even later kwam Hetty langszij en konden we een mooi tempo de Col du Glandon oprijden. Terwijl het halverwege vlakker werd brommerden we als een Hollandse tweetrapsraket talloze Fransozen voorbij die aanklampten in ons pelotonnetje.
We maakten ons op voor het laatste, steile stuk. De gemiddelde stijgingspercentages klommen langzaam richting de 10% en Hetty begon met een stalen blik en hoge cadans weg te rijden uit ons pelotonnetje. “sac -hijg- re – hijg- bleu”, hoorde ik de Fransozen om me heen wanhopig pruttelen, terwijl ze zwetend als otters het wiel van Hannibal Hetty moesten laten gaan. Zou ze verre nakomeling zijn van deze illustere Carthaagse generaal, die 200 jaar Voor Christus het machtige Rome op haar knieën wierp na een mars door diezelfde bergpas die wij nu aan het betreden waren? Mijn cadans zakte naar 30 en ik besloot me weer op fietsen te focussen voordat ik omviel.
Niet veel later volgde de top van de Glandon, en na een -hoera- vlakker stukje al gauw de Croix de Fer, waar we straks allemaal zouden finishen. Maar eerst nog afdalen richting de Col du Mollard, die meer weg had van een vluchtheuvel vergeleken met de eerder verteerde bergen.
Terug aangekomen in het dorpje Saint Jean de Maurienne, na 80 km fietsen, stond daar ons geheime wapen klaar. Onze padre familias, onze quizmaster, onze soigneur, onze ravitailleur: Timéas. Na een aanrijding en zware valpartij in aanloop naar de Trilogie moest hij noodgedwongen zijn eigen ambities laten varen. In plaats daarvan was hij van Utrecht naar Frankrijk gefietst en had hij grootmoedig aangeboden om ons met 30 bidons, ijskoude colaatjes, snoepjes, ijsblokken en bemoedigende woorden te bevoorraden vlak voor de laatste twee slotklimmen naar de top van de Croix de Fer. “Wil je cola of sinas, moet ik je duwen?” riep hij me immer enthousiast toe. Ik had niet zo’n haast meer, was de laatste van de dag, en besloot even kort te stoppen voor een snoepje. Even dacht ik dat ik van vermoeidheid hallucineerde, toen ik naast hem de geest van Goswinus in een klapstoeltje zag zitten. Hij had helaas vanwege een knieblessure de strijd moeten staken en was halverwege de laatste klim omgekeerd. Er was nog veel meer gebeurd. Timéas vertelde enigszins beteuterd dat de bidon van onze klassementsman Abel Pogačar van de heuvel af was gerold en overreden door een auto.
Na deze geweldige ravitaillering volgde de laatste beproeving van het weekend. De Croix de Fer: 28
kilometer en 1537 hoogtemeters in de stralende Franse zon. Ik reed de Medio Fondo, de anderen zouden tussendoor nog ‘even’ het skidorp La Touissure aantikken voor 800 extra hete hoogtemeters. Na een kleine detour (per ongeluk toch de afslag van de Gran Fondo genomen) bevond ik me weer op het dampend hete asfalt van de Croix de Fer. Terwijl ik langzaam veranderde in een gare omelet du fromage stoof er in een flits een CS030 shirt langszij. Het was Danny de Schicht. Op de Col du Madeleine, tijdens de allereerste koersdag, was hij al hard langszij gekomen op een e-bike. Hij had na een vervelende knieblessure de hele week gedwongen rust moeten nemen en was alleen de laatste dag van start gegaan in de wedstrijd. Even twijfelde ik, zat-ie nu weer op zijn e-bike? Maar neen, hij had zijn eigen turbobenen teruggevonden en reed jaloersmakend soepeltjes de Croix de Fer omhoog.
De kilometers kropen voorbij. “Je moet een berg respecteren”, zei Bram Tankink ooit in een interview. “Aan de voet van een berg zeg ik ook altijd: `Goh, wat ben jij een verschrikkelijk mooie berg’”. Dat had ik in mijn oren geknoopt. “Dankjewel berg”, riep ik hardop, als ik op de gele paaltjes in de berm een stijgingspercentage van onder de 9% waarnam. Een licht briesje in mijn rug stak op, er volgden zelfs wat vlakke kilometers en ik geloofde dat de berg en ik ons hadden verzoend met elkaar. Niet veel later zag ik de allereerste CS’er afdalen: Martin. Net als de dag ervoor had hij vanwege materiaalpech zijn tocht moeten staken en teleurgesteld stak hij een handje omhoog terwijl hij me voorbij zoefde. Jammer, want Martin had op de allereerste koersdag bewezen bij de crème de la crème van het CGT te horen met zijn finish vlak achter de drie vlugge klimgewichten en Goswinus. Hij had daarnaast als routebouwer van de week alle etappes naar gpx getransformeerd voor de rest van de groep, zodat wij hersenloos het zwarte lijntje op onze schermen konden volgen.
De top kwam steeds dichterbij. 1500 meter, dat zijn nog geen vier rondjes op de ijsbaan, kom op. Een Fransoos peddelde vlak voor de eindstreep nog even voorbij. Hier mocht dan wel de Rode Lantaarn rijden, dit liet ik me toch niet gebeuren. Met een laatste eindsprint poefte ik hem nog net voor de streep voorbij. ‘Vous êtes gechickt’, zei Fons Bidons boven op de top in zijn allerbeste Frans. Hij was samen met Ewoud na de lustrumreis aangehaakt en had de allerlaatste dag de Gran Fondo gereden. De dag ervoor hadden ze als verrassing vlak onder de top van de Galibier gestaan met gelletjes en voor de liefhebbers (ik) een welkom duwtje in de rug. Die hadden Simone en Janneke die dag niet nodig gehad. Als hindes vlogen ze omhoog door de ijle lucht van de monsterlijk hoge col op 2642 meter hoogte en waren die dag de snelste CS030 dames op een tweede en vierde plaats. Knap, aangezien de nummer één een Braziliaanse ex-profwielrenster van 1 meter 20 was die evenveel woog als Ronald door de helft.
Over Ronald gesproken, nadat hij was verdampt op het allereerste ‘inkomritje’ van de week (de Cormet de Roselend met 35 graden en 140 kilometer totaal), hadden zijn atomen zich gelukkig weer op tijd gerangschikt in menselijke vorm. Hij had een veelkoppig beest gevormd met de brommers van het CGT (Jacco, Walter, Bart en Mark) en was de Galibier kop over kop opgereden. Alhoewel ik achteraf vernam dat Mark nog wel wat energie over had, aangezien hij moppen had lopen tappen terwijl de anderen zwoegden en op de top vrolijke selfies maakte met de uitgewrongen gestaltes van wat in een ver verleden Wies en Janneke waren geweest.

Jacco had na een inzinking op de eerste dag zijn benen teruggevonden en reed ondanks zijn gespierde armen en de energie die hij was verloren aan indekken hard omhoog. Hij kwam na Abel, Stan en Dennis als eerste CS’er aan op de Croix de Fer. Terwijl ik me bovenop bij de verzorgingspost stortte op de Tucjes en plakken droge worst kwamen daar in de verte Mark en Laurens binnenrijden met tussen hen een oranje shirtje: Wies van Vleuten. Wies had een zware dag gehad op de Galibier, had zich een paar keer afgevraagd wat ze überhaupt al die uren deed op de fiets. Maar zoals een echte winnaar betaamt had ze de knop omgezet, tussendoor zelfs nog Laurens en Mark van hun zenuwinzinkingen afgeholpen en was ze als allereerste vrouw van de dag omhoog geknald in 6 uur 52. Veni, Vidi, Fietsie, moet ze met haar kennis Latijn hebben gedacht op de mythische bergen, die zich niets aantrokken van die sliert zwoegende en ploeterende mieren op hun ruige ruggen.
Ook Bart had een goede tred gevonden en kwam vlak daarna over de meet, nadat hij er eerst van overtuigd was geraakt dat zijn mooie Optimum fiets te zwaar was om hem over de cols te brengen. Walter had het zwaarder die dag. Als een echte prof had hij last gekregen van zijn maag en had hij zelfs onderweg een Dumoulinnetje gedaan in de berm. Het schijnt dat de bewuste plek op La Touissure nu een bedevaartsoord is geworden waar wielertoeristen selfies nemen. Walter zijn aanloop was sowieso niet helemaal vlekkeloos verlopen, door autopech duurde zijn verplaatsing naar Frankrijk langer dan gewenst. Misschien dat wij daarom, zonder het houvast van onze trainer die ons in bedwang kon houden, meteen als allereerste rit van de week in de zengende hitte de monsterrit van Cormet de Roselend reden, waarbij het merendeel van de groep bovenop in het skidorp na de laatste klim als slangen uitgemergeld uit hun verschrompelde huid kropen op het koele beton van de kelder. Gelukkig konden we tijdens de Trilogie weer sturen op de uitgestippelde koers van onze capitaine.

Mark, Wies en ik zetten de afdaling in naar de afsluitende pasta party. Terwijl ik volop genoot van het feit dat ik helemaal niets meer hoefde te doen en de rest van de dag lekker horizontaal kon doorbrengen, kwam er een filmpje van Stan binnen in de whatsappgroep. “Sapey, here we come!” Timéas had de dag ervoor solo een rondje ‘getoerd’ van 185 kilometer met 5288 hoogtemeters en Abel ervan overtuigd dat hij minstens evenzoveel hoogtemeters moest maken als hij. Er was dus kortgezegd geen andere optie. Ze verlengden de rit met een extra ommetje langs de Col du Sapey om uit te komen op 190 kilometer en 5400 hoogtemeters.
Tijdens die extra zalvende kilometers had Abel tijd om zijn rit van die dag te herkauwen. Na twee koersdagen streed hij volop mee in de top van het klassement en op de slotklim was hij zelfs weggereden van alles en iedereen.
Solo reed hij op kop van de wedstrijd. Tot 2 kilometer voor de eindstreep.
Hij had de energie uit zijn benen voelen sijpelen en was in het zicht van de haven gestrand. Drie andere renners haalden hem in. Als die bidon met suikers niet was ontploft, dan… Maar aan die gedachten heb je niks, wist ook deze geboren kampioen. Hij werd uiteindelijk vijfde in het algemeen klassement. In het klassement van de renners met ongeschoren benen zegevierde hij wel glansrijk.
Stan had lang weten aan te klampen bij de kopgroep op de Glandon, maar moest uiteindelijk toch lossen. In een groepje met achtervolgers merkte hij al gauw dat hij op de cols zijn eigen tempo moest rijden, want de meesten reden enthousiast weg om vervolgens stil te vallen. Kon ‘ie ze mooi weer oprapen. Ook zijn grootste concurrent liet hij op de flanken van de Croix de Fer achter zich. Met een uitstekende dag werkte hij zich op naar een mooie tiende plek in het algemeen klassement.
Dennis had de hele rit tijdens de stukken vals plat angstig achteromgekeken of die grote Goswinus ineens weer op zou duiken als een duvel út in doaze. Niet wetende dat hij al abandon was. Het zorgde er in ieder geval voor dat hij uiteindelijk op een verdienstelijke veertiende plek eindigde.

Wies verraste zichzelf met een eerste plek in het klassement voor de dames en mocht het podium op om een beker en een vracht aan nutteloze spullen op te halen. Als er liefhebbers zijn voor roze fietshandschoentjes maat XL, dan horen wij dat graag. Na een reeks vierde plaatsen bij onder andere de Marmotte en de Fausto Coppi kon ze zich eindelijk tot overwinnaar kronen. Janneke werd knap tweede.
Met de nodige schnaps, biertjes en schalen pommes frites zonder bodem werd die avond de prachtige week feestelijk afgesloten. Ik heb genoten! Bedankt allemaal.
Jessica Merkens
Leuk, Jessica Krabbé 😉
🤣 alsmede 💪.
Heerlijk verhaal! Meer van dit graag