GF Fausto Coppi 2021

Daar stonden we dan, in een zee van oranje-blauwe shirtjes. Aan de start van de Fausto Coppi, de 177 kilometer lange Gran Fondo door de Cottische alpen met 4125 hoogtemeters. Onderweg zouden we onder andere het beest de Colla della Fauniera moeten bedwingen. Een beetje onwennig stonden we tussen zoveel mensen, met mondkap op, op het prachtige oude plein van Cuneo. Ik had mijn frame versierd met een hansaplast tape, de kilometers aftellend, met de vier cols van die dag aangegeven. En de finish, met veel pizza en wijn.

(vlnr: Ad (Kamsma), Jasper, Joost, Jan-Willem, Peter, Ad (de Kock), Wies, Mark, Dick, Nina, Ewoud, Fons, Hettie, Ronald, Jessica)

Hartjessokken en ciabatta’s
Het Italiaanse volkslied klonk, het startschot werd gegeven en weg stoven we. Nina reed naast me, later zou blijken dat zij een hele avontuurlijke tocht tegemoet ging. Bij de splitsing sloeg de hele bups af naar links, voor de medio fondo. Even twijfelde ik, ik moest toch echt naar rechts? Afdraaiend doemde meteen een lege N-weg voor me op. Precies wat ik niét wilde, dat eerste vlakke uur wil je gewoon met 50km per uur razen over de weg in de buik van een pelotonnetje. Achter mijn rug verschijnselde daar ineens Peter, ‘ik doe wel wat kopwerk!’ En zo reden we naar de eerste grote groep. Daar vond ik, rustig peddelend, ook Joost en Ronald. Voorin deze groep, die steeds groter werd met geloste rijders of late aanhakers, reden we naar de eerste klim, Santuario di Valmala. Een stevige helling van 10 km met stukken tot 14%. Al heel gauw zat ik op mijn lichtste verzet. Dit gaat een lange, lange dag worden. Ik dacht van tevoren wel zonder bergverzet dit tochtje te voltooien, maar op de allereerste klim had ik daar al spijt van. Een voordeel: doordat ik langzaam steeds verder wegzakte in het deelnemersveld, kwam ik onderweg wel gezellig zowat alle rijders van de CS groep tegen. Zoals Mark, die met een soepele pedaaltred en zijn knalrode hartjessokken voorbij kwam peddelen. Even later stond ‘ie te piesen in de berm. ‘Zenuwplasje?’ Om een minuut later alweer langszij te stoven. Mark zou die dag steeds verder naar voren komen, tot aan de eerste 100 rijders.

Even later kwam Jasper van der Kroft langszij. Samen zwoegden we de klim op. Er kwam een fietser voorbij met een hele ciabatta in zijn zak. Vond ‘ie wel lekker, zei hij, toen we hem nariepen. Om na 100 kilometer onderweg gewoon lekker aan een droge ciabatta te knabbelen. Naast mij sputterde en pruttelde een oud gebruind Italiaans baasje op een felgroene Bianchi omhoog. Steeds als ik hem inhaalde, pruttelde hij nog harder, om staand op de pedalen met zijn laatste adem weer langszij te komen. Aan de kant van de weg stonden Italianen ons omhoog te schreeuwen. Grande! Bella! In het dal na de afdaling kwam daar van achteruit plotsklaps weer Peter opzetten en met een klein groepje draaiden we door het prachtige Italiaanse landschap. Op de tweede klim, de Piatta Soprana, Jasper was ondertussen weer op een soepele tred vooruit gefietst, kwam van achteren een volgende kameraad om me te vergezellen op de tocht: Ewoud. Hij en Ad waren helemaal achteraan gestart, maar Ewoud had een goede dag en kroop steeds verder naar voren, breeduit lachend.

De Colla delle Fauniera
Daarna doemde langzaam de Fauniera op. Dertig kilometer, met een voorzichtig aanloopje, maar daarna 15 helse kilometers met stijgingspercentages die niet onder de 10% uitkwamen. Het aanloopje was inderdaad lekker, met prachtige uitzichten op Cottische rotspartijen. Daar kon ik aan de voet nog van genieten, cadans nog boven de 50, onwetend wat me later te wachten stond… Het landschap werd langzaam kaler, de bomen verdwenen. Grote uitgestrekte Alpenachtige weiden strekten uit over de berg, met bergmarmotten en weidebloemetjes. En één smalle kronkelende asfalt muur zonder medelijden omhoog. Geen kombochtjes om even op adem te komen, geen afvlakkende meters om even op te schakelen. Nee, één lange krachtinspanning, de berg opkruipend terwijl mijn benen huilden. Halverwege zag ik iemand voor mij slingerend van links naar rechts omhoog rijden. Raar, dacht ik. Niet veel later slingerde ik ook omhoog. Met nog 10 (10!!) kilometer te gaan doemde een verzorgingspost op. Ik graaide gretig in de bak met noten en parmezaanse kaas.

Ineens zag ik een zilveren fiets en bekende brede rug voor mij. ‘Ronald! Wat ben ik blij een vriendelijk gezicht te zien!’ Ook Ronald was gestart met een 28 cassette. En bezig met een beulenklim. Samen zwoegden we verder. Na bijna 2 uur met 8 kilometer per uur gemiddeld was daar dan eindelijk de top, gehuld in de mist. Even later zagen we ook Jasper de Haan boven komen, met een van vermoeidheid vertrokken gezicht. Na een adempauze begon ik aan de afdaling, en niet veel later de allerlaatste klim van de dag met de poëtische naam Madonna del Colletto. Minder poëtisch was mijn paardengehijg en cadans van 40.

Het slot
Verdwaasd reed ik de laatste col af, m’n ogen prikten van het losdwarrelende zweet. Ik kwam alleen beneden, van daar nog 25 kilometer tot de finish. Vlak, licht dalend. Een brede N-weg zover ik kon kijken, een perfect weggetje voor een soepel draaiend groepje. Maar ik was alleen. Huil. Ik wilde al bijna van hopeloosheid neerzijgen aan de kant van de weg, tot ik achter mij iets hoorde kraken, gevolgd door het heerlijke geluid van een opschakelend derailleur. Voor mij doemden twee bruine gladgeschoren kuiten op. Ze droegen een brede rug. Silvio uit Italië, las ik op zijn rugnummer. En Silvio had een rood achterlampje. Een heerlijk rood achterlampje waar ik mij aan kon vastklampen tot aan Cuneo. ‘Volg het rode lampje!’, herhaalde ik als een mantra in mijn hoofd. Ik hervond wat krachten uit de krochten van mijn lijf en deed zelfs wat kopwerk. Plots hard getoeter, raampje dat naar beneden werd gedraaid. ‘Cazzo!’ vloog om mijn oren. Een Italiaanse automobilist was minder blij met mijn gefiets. Gelukkig had ik mijn Silvio. Hij zette even aan, kwam langszij en vuurde een Italiaanse scheldkanonnade terug het opengedraaide raampje in. De kilometers vlogen voorbij en daar doemde Cuneo ineens op. En ineens verschijnselde daar van achteruit, wie kan het ook anders, Peter, voor de derde keer die dag. ‘Ik doe wel wat kopwerk joh’ en als een geoliede machine denderden we over de eeuwenoude keien van Cuneo. Bij de finish bedankte ik mijn Italiaanse held Silvio honderduit en bolde terug naar de CS groep alwaar ik spontaan begon te grienen op de zilte schouders van Wies. ‘Ik ben zo blij om jullie te zien!’ Steenkapot na een heerlijke, vreselijke, prachtige dag op de fiets.

Na de start had ik Wies en Hetty niet meer gezien, zij waren meteen vooruit gestoven en zaten in de eerste groep. Ook zij hadden het zwaar gehad met die steile klimmetjes. Desondanks kwamen ze als vierde en zevende vrouw over de streep, wat een topprestaties! Onderweg had Fons zich onsterfelijk gemaakt door vooruit te fietsen en bidons te vullen voor Wies. Wat hem voor eeuwig de eervolle titel Fons Bidons opleverde. Naast zijn geuzennaam Fonsto Coppi, want Fons had twee dagen ervoor alvast ‘even’ de gehele route verkend in zijn eentje.. Wat een held. Jan-Willem was ondertussen alweer lang en breed gedoucht, hij was een paar uur eerder als allereerste van onze groep over de streep gerold en werd 59e van de 476 deelnemers, met een gemiddelde van 26 km/h.

Even later kwamen Dick en Nina samen over de streep. Zij hadden een heldhaftige dag beleefd. Al bij de eerste afslag na 10 kilometer, waar de korte en lange route zich splitste, waren ze de meute gevolgd. De verkeerde richting in. Het begon ze te dagen dat ze verkeerd zaten, toen ze fietsers op hardloopschoenen zagen rondbollen. Vlug draaiden ze om, inmiddels al ver achter de bezemwagen verkerend. Met zijn tweetjes legden ze als een geoliede tandem de gehele 177 kilometer af, ver achter alle andere deelnemers! Respect.

Kortom, een prachtige dag en zeker een aanrader, de Gran Fondo Fausto Coppi! 😉 Iedereen haalde de finish, ’s avonds werd met pizza en wijn geproost op een super geslaagde week Italië. Dank TRC voor dit mooie evenement! Molto bene!

Geschreven door : Jessica Merks

5 Opmerkingen


Voeg een reactie toe